Deze pagina wordt per oktober 2023 niet meer bijgehouden. Databases zijn hier te downloaden.
Touriste etc.
In het begin van de Tour de France waren er naast het algemeen klassement nog andere klassementen waar sommige renners onder vielen en andere niet. Omdat deze niet meer bestaan, wordt er niet veel over opgezocht en is er weinig informatie over beschikbaar, verspreid over vele locaties. Hier volgt een overzicht van wat ik bij elkaar heb kunnen scharrelen.
Machines poinçonnées: 1905–1907
In 1905 was Pautrat de winnaar van het "Machines poinçonnées"-klassement. (bron) "Machines poinçonnées" betekent zoiets als "gestempelde machines" en wordt ook wel vertaald als "gelode fietsen", en de renners in deze categorie hadden een stempel op hun fiets, om er zeker van te zijn dat ze niet van fiets wisselden. In die tijd waren versnellingen nog niet in gebruik in de Tour, en als er een klim of afdaling aankwam konden renners in de andere categorie ("coureurs de vitesse") van fiets wisselen. Deze categorie werd ook in 1906 en 1907 gebruikt, beide keren gewonnen door Lucien Petit-Breton. (bron, bron)
Uit een interview met een zoon van Henri Cornet lijkt te volgen dat in 1904 ook gestempelde fietsen gebruikt werden, maar er is geen aanwijzing dat hiervoor een apart klassement werd opgemaakt. (bron)
1905
Van 1905 weet ik alleen de winnaar (Philippe Pautrat), verder geen eindstand. De categorie was in dat jaar ook niet zo belangrijk: de fabrikanten wilden hun renners niet beperken, en schreven alleen onbelangrijke renners in. (bron)
1906
In 1906 was waren de fabrikanten meer geïnteresseerd, omdat ze erachter gekomen waren dat het een goede reclame voor een fiets was, als een renner zonder wisselen de Tour de France ermee uit kon rijden. (bron) Ik heb geen deelnemerslijst kunnen vinden, maar wel een einduitslag:
bron | ||
Positie | Naam | Positie algemeen |
---|---|---|
1 | Lucien Petit-Breton | 4 |
2 | José Catieau | 6 |
3 | Edouard Wattelier | 7 |
4 | Eugène Christophe | 9 |
5 | Antony Wattelier | 10 |
6 | Georges Fleury | 11 |
7 | Ferdinand Payan | 12 |
Deze renners haalden allemaal geen etappeoverwinningen. Er kunnen ook renners in deze categorie hebben gezeten die niet gefinisht zijn, en dus niet in de einduitslag staan. Van de renners die wel een etappe wonnen, kan hooguit Jean-Baptiste Dortignacq (winnaar van de 8e etappe) in deze categorie gezeten hebben.
1907
In 1907 was de eindstand in deze categorie:
bron | ||
Positie | Naam | Positie algemeen |
---|---|---|
1 | Lucien Petit-Breton | 1 |
2 | François Beaugendre | 5 |
3 | Eberardo Pavesi | 6 |
4 | François Faber | 7 |
5 | José Catieau | 8 |
6 | Ferdinand Payan | 10 |
7 | Georges Fleury | 12 |
8 | François Lafourcade | 13 |
9 | Marius Julien Villette | 14 |
10 | Alcide Vivier | 15 |
11 | Gaston Tuvache | 16 |
12 | Eugène Delhaye | 17 |
13 | Henri Timmermann | 20 |
14 | Georges Bronchard | 21 |
15 | Marceau Narcy | 22 |
16 | Albert Baudet | 25 |
17 | Alfred Quenon | 27 |
18 | René Fleury | 29 |
19 | Octave Noél | 30 |
20 | Albert Géraud | 31 |
21 | Marcel Dozol | 32 |
22 | Albert Chartier | 33 |
Ik heb geen definitieve informatie kunnen vinden over hoe dit klassement gemaakt werd. Hoogstwaarschijnlijk was het gewoon het algemeen klassement waarbij de renners die van fiets wisselden weggestreept werden, maar heel misschien werd er een alternatieve puntentelling bijgehouden waarbij alleen de renners in deze categorie punten kregen, en wat "toevallig" op dezelfde rangschikking uitkwam; na de eerste etappe was Petit-Breton al de beste in deze categorie (bron); na de vierde etappe was Petit-Breton aan de leiding, maar zijn puntenaantal werd niet vermeld (bron); na de zevende etappe zou Petit-Breton in het Poinçonnées klassement namelijk 32 punten hebben, tegenover 40 in het gewone klassement. (bron)
Ik weet niet wie er in deze categorie zaten, maar wel is duidelijk dat Petit-Breton de enige in de machine poinçonnées categorie een etappe won: hij won de 6e, 9e en 11e etappe. Hij is ook de enige die ooit het algemeen klassement heeft aangevoerd.
Ik heb geprobeerd om uit te zoeken hoe het in elkaar zit, maar bovenstaande informatie is tegenstrijdig. Petit-Breton had na de zevende etappe 40 punten in het normale klassement, en hij zou 32 punten hebben in het aparte klassement, dat wil dus zeggen dat 8 keer een renner boven hem niet in het aparte klassement viel. Omdat hij na de eerste etappe de beste poinçonnée was, vielen Trousselier, Cadolle en Leon Georget niet in dat klassement. Zij eindigden in de eerste zeven etappes al elf keer voor Petit-Breton, dat is al meer dan acht. Vanwege de einduitslag kan ik ook Emile Georget, Passerieu en Garrigou uitsluiten, samen goed voor 10 keer voor Petit-Breton eindigen in de eerste zeven etappes. Faber, Pavesi en Beaugendre, die samen vijf keer voor Petit-Breton eindigden, zaten wel in de speciale klasse. Petit-Breton heeft dus na de zevende etappe minimaal 12 punten en maximaal 19 punten, waarbij de speling komt door Lignon, Van Hauwaert, Ganna, Galetti en Maitron. Het puntensysteem is dus niet simpelweg het gewone puntensysteem toegepast op de renners in de categorie, of de bron klopt niet.
Vanaf 1908 werd het verboden om van fiets te wisselen; feitelijk deden alle renners nu mee in de machines poinçonnées categorie, dus was het geen bijzonder klassement meer.
Voor de volledigheid: ik heb ook aanwijzigingen gevonden dat in 1908 Faber won, maar die vertrouw ik niet helemaal. (bron)
Pneus démontables: 1908
In 1908 was er de "pneus démontables" categorie. "Pneus démontables" betekent verwisselbaar wiel. De eerste vijf renners in deze categorie kregen een prijs, beschikbaar gesteld door wielfabrikant Wolber. Faber won deze categorie. (bron)
Geïsoleerden: 1909–1914
In 1909 werd het mogelijk om met een sponsor in te schrijven. Daarbij kwam automatisch de categorie van renners die geen sponsor hadden, de geïsoleerden (Frans: Isolés). Deze geïsoleerde renners wonnen in totaal drie etappes.
1909
In 1909 deden er 112 renners mee in deze categorie. (bron) De andere renners zaten in de categorie "coureurs groupés". In 1909 reden deze renners overigens officieel niet in teams, maar als individueel gesponsorde renners. (bron: Thompson, p.36) Voor de renners was een apart premieklassement gemaakt: de beste geïsoleerde van een etappe kreeg 100 francs, de tweede 40 francs. Het eindklassement was als volgt:
Blaise, Lafourcade en Combelles reden de Tour niet uit. | ||
bron | ||
Positie | Naam | Gewonnen premies |
---|---|---|
1 | Ernest Paul | 780 Fr. |
2 | Eugène Christophe | 560 Fr. |
3 | Aldo Bettini | 220 Fr. |
4 | Antoine Fauré | 40 Fr. |
– | André Blaise | 140 Fr. |
– | François Lafourcade | 40 Fr. |
– | Noël Combelles | 40 Fr. |
Opgeteld is dit 1820 francs, premies voor 13 etappes, terwijl er 14 etappes waren. Misschien mist de bron dus nog 1 ronde premies. Om dit te controleren heb ik het zelf nagerekend:
Positie | Naam | Gewonnen premies |
---|
Ernest Paul was ook de enige geïsoleerde renner die een etappe won, de 7e.
1910
In 1910 deden er 80 renners mee in deze categorie. (bron) De overige renners waren ditmaal wel echt in teams ingedeeld, genoemd naar de hoofdsponsor. (bron:Thompson, p.36) Het premiesysteem was hetzelfde als in 1909. De geïsoleerden heetten ook wel onverzorgden. Elke fabrikant mocht maximaal tien renners inschrijven. (bron) De beroepsrenners hadden verzorgers en konden nieuwe banden krijgen, de onverzorgden moesten voor alles zelf zorgen. (bron)
bron | ||
Positie | Naam | Gewonnen premies |
---|---|---|
1 | Charles Cruchon | 840 Fr. |
2 | Ernest Paul | 720 Fr. |
3 | François Lafourcade | 280 Fr. |
4 | Augustin Ringeval | 80 Fr. |
5 | Maurice Pardon | 40 Fr. |
Opgeteld is dit 1960 francs, premies voor 14 etappes, terwijl er 15 etappes waren. Misschien mist de bron dus nog 1 ronde premies. Ook hier heb ik dit nagerekend:
Positie | Naam | Gewonnen premies |
---|
Net als in 1909 was Ernest Paul de enige geïsoleerde renner die een etappe won, namelijk de 11e.
1911
In 1911 deden er 47 renners mee in deze categorie. (bron) De overige renners reden in tegenstelling tot 1910 weer als individueel gesponsorde rijders. (bron: Thompson p.36) In 1911 lijkt er een echt klassement voor geïsoleerden te zijn opgezet. De puntentelling ging hetzelfde als de puntentelling voor het algemeen klassement, alleen werden nu alleen de geïsoleerde rijders meegenomen.
(bron) | ||
Positie | Naam | Punten |
---|---|---|
1 | Paul Deman | 31 |
2 | Jules Deloffre | 43 |
3 | Ottavio Pratesi | 54 |
4 | Vincent D'Hulst | 58 |
5 | Louis Colsaet | 67 |
6 | Marius Julien Villette | 79 |
7 | Pietro Ghislotti | 104 |
8 | Lucien Roquebert | 104 |
Geen enkele geïsoleerde renner won in 1911 een etappe. Het beste resultaat was de 5e plaats van Jules Deloffre in de 15e etappe.
1912
In 1912 deden er 81 renners mee in deze categorie. (bron) Ook in 1912 reden de renners in de andere categorie weer als individueel gesponsorde rijders. (bron: Thompson, p.36) In 1912 werd het puntensysteem van 1911 gehandhaafd. De winnaar, Deloffre, haalde pas in de laatste etappe Pratesi in. Ze waren zo aan elkaar gewaagd, dat in het algemeen klassement met de iets andere telling Pratesi voor Deloffre stond.
Zelf uitgerekend, maar volgorde komt overeen met bron | ||
Positie | Naam | Punten |
---|---|---|
1 | Jules Deloffre | 41 |
2 | Ottavio Pratesi | 42 |
3 | Pierre Everaerts | 64 |
4 | François Lafourcade | 78 |
5 | Eberardo Pavesi | 82 |
6 | Maurice Leliaert | 90 |
7 | Georges Oudin | 129 |
8 | Fernand Courcelles | 140 |
9 | Raymond Harquet | 141 |
10 | Émile Druz | 164 |
11 | Charles Dumont | 165 |
12 | Émile Eigeldinger | 171 |
13 | Henri Alavoine | 192 |
14 | Émile Caudrelier | 213 |
15 | Gaston Neboux | 222 |
16 | Maurice Dartigue | 224 |
Geen enkele geïsoleerde renner won een etappe in 1912. Het beste resultaat was de gedeelde 7e tot 18e plaats in de 11e etappe van Pierre Everaerts en Jules Deloffre, of de 10e plaats van Ottavio Pratesi in de 12e etappe, afhankelijk van hoe deze gedeelde plaatsen verrekend worden.
1913
In 1913 deden er 89 renners mee in deze categorie. (bron) Ditmaal reden de andere renners weer echt in teams. Inmiddels was het tijdsklassement weer terug, en het klassement voor geïsoleerden werd simpelweg bepaald door uit dat tijdsklassement de niet-geïsoleerden weg te strepen. Wat overbleef:
bron | ||
Positie | Naam | Tijd |
---|---|---|
1 | Camillo Bertarelli | 214h 15' 38" |
2 | Jules Deloffre | +2h 09' 52" |
3 | Vincent D'Hulst | +3h 48' 34" |
4 | Louis Petitjean | +5h 38' 49" |
5 | Maurice Leliaert | +9h 56' 47" |
6 | Giuseppe Contesini | +14h 15' 56" |
7 | Louis Colsaet | +15h 25' 12" |
8 | Achille Desmedt | +38h 22' 29" |
9 | Charles Dumont | +48h 11' 57" |
10 | Celidonio Morini | +60h 20' 09" |
11 | Henri Alavoine | +60h 34' 14" |
Henri Van Lerberghe was de enige geïsoleerde renner in 1913 die een etappe won, namelijk de 5e. In deze etappe waren de onverzorgden vijftien minuten later vertrokken dan de gegroepeerden. (bron)
1914
In 1914 deden er 76 renners mee in deze categorie. (bron) De telling was gelijk aan 1913.
Helaas nog geen bron | ||
Positie | Naam | Tijd |
---|---|---|
1 | Camille Botte | 210h 43' 21" |
2 | Julien-Leon Tuytten | +4h 19' 41" |
3 | Pierre Everaerts | +9h 06' 31" |
4 | Ottavio Pratesi | +10h 17' 07" |
5 | Jules Deloffre | +11h 48' 42" |
6 | Adrien Alpini | +15h 56' 49" |
7 | Émile Guyon | +20h 40' 37" |
8 | Mario Spinelli | +24h 59' 02" |
9 | Charles Dumont | +27h 27' 58" |
10 | René Cottrel | +27h 27' 58" |
11 | Sante Goi | +42h 00' 59" |
12 | Emilio Cucchietti | +49h 05' 43" |
13 | Gaston Neboux | +49h 44' 28" |
14 | Henry Allard | +57h 31' 51" |
15 | Henri Alavoine | +62h 40' 48" |
16 | Marcel Rottié | +73h 48' 37" |
17 | Henri Leclercq | +88h 50' 12" |
Geen enkele geïsoleerde renner won een etappe in 1914. De beste klassering was of de gedeelde 5e tot 13e plaats van Julien-Leon Tuytten in de 3e etappe of de 8e plaats van Camille Botte in de 9e etappe, afhankelijk van hoe gedeelde plaatsen verrekend worden.
Categorie B/2e categorie: 1919–1924
Na de tweede wereldoorlog was de economie nog niet goed genoeg hersteld om de Tour de France-rijders te sponsoren. Daarom bundelden de voormalige sponsoren de krachten, en sponsorden ze iedereen gezamelijk, dat was goedkoper. Er zijn twee etappes gewonnen door renners uit de tweede klasse, in 1921 en in 1924.
1919
In 1919 waren de renners in twee categorieën gesplitst: Categorie A en Categorie B. De rijders uit categorie A waren de betere renners. Er vertrokken 25 renners in deze categorie. (bron)
Jules Nempon was de enige B-renner in 1919 die de Tour de France uitreed; hij is dus automatisch winnaar van deze categorie. (bron) Geen enkele B-rijder won een etappe.
1920
In 1920 waren de renners ingedeeld in de 1e klasse en de 2e klasse, maar het principe bleef hetzelfde. In de tweede klasse deden 82 renners mee. (bron) Behalve een vermelding dat José Pelletier de winnaar was (bron), heb ik niet kunnen achterhalen of er ook echt een apart klassement met prijzen werd opgemaakt.
Positie | Naam | Tijd |
---|---|---|
1 | José Pelletier | 248h 40' 15" |
2 | Theodore Wynsdau | +5h 09' 30" |
3 | Noël Amenc | +13h 21' 15" |
4 | Joseph Muller | +13h 44' 18" |
5 | Henri Ferrara | +14h 27' 55" |
6 | Guglielmo Cecherelli | +28h 36' 02" |
7 | Marius Matheron | +31h 06' 32" |
8 | Etienne Dorfeuille | +33h 05' 28" |
9 | Pierre Hudsyn | +35h 32' 10" |
10 | André Coutte | +35h 53' 14" |
11 | Charles Raboisson | +48h 55' 33" |
Geen enkele 2e-klasserenner won een etappe. Het dichtst bij kwamen Henri Ferrara in de negende etappe en Joseph Muller in de 11e etappe met allebei de achtste plaats.
1921
Ook in 1921 waren de renners ingedeeld in de 1e klasse en de 2e klasse. In de tweede klasse deden 99 renners mee. (bron) Lenaers was de winnaar van deze tweede klasse.(bron) Krantenberichten uit 1921 geven ook aan welke tweedeklasserenner het beste in de etappe was en welke bovenaanstaat in het klassement. (bron, bron, bron, bron, bron)
In totaal finishten 30 renners in de tweede klasse. | ||
Positie | Naam | Tijd |
---|---|---|
1 | Victor Lenaers | 226h 43' 49" |
2 | Léon Despontin | +8' 31" |
3 | Camille Leroy | +3h 03' 04" |
4 | Eugène Dhers | +4h 51' 13" |
5 | Henri Ferrara | +7h 05' 11" |
Omdat er naar de zin van de jury te weinig strijd was geweest in de 12e etappe, mochten de renners uit de tweede klasse in de 13e etappe eerder starten. Uiteindelijk won Félix Sellier, uit de tweede klasse, deze etappe. Hij was ook de enige renner uit de tweede klasse die in 1921 een etappe won.
1922
In 1922 waren de renners weer ingedeeld in de 1e en 2e klasse. Er startten 94 renners in de tweede klasse. (bron) In sommige krantenberichten worden de renners uit de 2e klasse geïsoleerden genoemd. (bron)
Ook in 1922 vermeldden de krantenberichten welke renner uit de tweede klasse het beste was geweest, en welke het klassement van de tweede klasse aanvoerde. (bron, bron, bron, bron)
(bron) In totaal finishten 22 renners in de tweede klasse. | ||
Positie | Naam | Tijd |
---|---|---|
1 | José Pelletier | 228h 01' 35" |
2 | Giuseppe Santhia | +3h 04' 06" |
3 | Théo Beeckman | +3h 47' 03" |
4 | Jules Nempon | +6h 18' 27" |
5 | Alfons Standaert | +6h 55' 17" |
In 1922 won geen enkele renner uit de tweede klasse een etappe. Het beste resultaat was de vijfde plek die driemaal werd behaald: Jules Nempon in de 9e etappe, Théo Beeckman in de 10e etappe en José Pelletier in de 13e etappe.
1923
In 1923 waren de renners ingedeeld in de 1e en 2e klasse; ook was er een extra categorie, de touristes-routiers, zie later. Er startten 24 renners in de tweede klasse. (bron) De tweede categorie werd in het Nederlands ook wel de categorie van de onverzorgden genoemd. (bron).
Verdere krantenberichten uit 1923 laten geen onderscheid zien tussen 1e klasse en 2e klasse. Ook staat er nergens een speciale vermelding voor Henri Collé, die als beste uit de tweede klasse eindigde. Wel waren de renners uit de 1e en 2e klasse ingedeeld in gesponsorde teams (bron) en werd bijgehouden hoeveel etappes elke sponsor gewonnen had. Peugeot 7 (3x Alavoine, 2x Jacquinot, 1x Muller, 1x Bellenger), Automoto 5 (Henri Pélissier 3x, Bottecchia 1x, 2874 1x), Thomann 2 (2x Goethals), La Française 1 (Dejonghe 1x). (bron) Het lijkt erop dat in 1923 de scheiding tussen 1e en 2e klasse ondergeschikt was aan de scheiding tussen sponsors.
In 1923 won geen enkele renner uit de tweede klasse een etappe. Het beste resultaat was de derde plek die viermaal werd behaald: Joseph Normand in de 5e en 6e etappe, Henri Collé in de 9e etappe en Alfons Standaert in de 13e etappe.
1924
In 1924 waren de renners weer ingedeeld in de 1e en 2e klasse en de touristes-routiers. De renners in de tweede categorie betaalden de helft inleg van wat de renners in de eerste categorie betaalden, namelijk 250 francs in plaats van 500 francs. (bron) Er startten 11 renners in de tweede klasse. (bron) Huysse won de tweede klasse. (bron)
Krantenberichten lieten weer zien wie de leider in het tweede klassement was. (bron)
Omer Huyse was de enige renner uit de tweede klasse die in 1924 een etappe won, de 5e.
(bron) | ||
Positie | Naam | Tijd |
---|---|---|
1 | Omer Huyse | 234h 31' 14" |
2 | Gaston Degy | +2h 13' 35" |
3 | Alfons Standaert | +2h 41' 13" |
4 | Emile Hardy | +3h 22' 45" |
5 | Eugène Dhers | +4h 13' 24" |
Na de Tour de France van 1924 besloot Desgrange om de premies voor de tweede (en derde?) categorie af te schaffen. (bron)
Deze pagina is nog niet af; veel informatie ontbreekt nog.
Touristes-Routiers: 1923–1937
In 1923 werd de Touristes-Routiers categorie ingevoerd. In totaal wonnen ze negentien etappes:
- Benoît Faure won etappe 13 in 1929.
- Max Bulla won etappe 2 in 1931.
- André Godinat won etappe 4 in 1931.
- Gerard Loncke won etappe 7 in 1931.
- Max Bulla won etappe 12 in 1931.
- Max Bulla won etappe 17 in 1931.
- Léon Louyet won etappe 5 in 1933.
- Fernand Cornez won etappe 10 in 1933.
- Léon Louyet won etappe 16 in 1933.
- Ettore Meini won etappe 19 in 1934.
- Sylvère Maes won etappe 23 in 1934.
- Jean-Marie Goasmat won etappe 8 in 1936.
- Léon Level won etappe 9 in 1936.
- Sauveur Ducazeaux won etappe 15 in 1936.
- Enrico Puppo won etappe 5A in 1937.
- Gustaaf Deloor won etappe 6 in 1937.
- Alphonse Antoine won etappe 12A in 1937.
- Raymond Passat won etappe 19A in 1937.
- Edward Vissers won etappe 20 in 1937.
1923
In 1923 deden er 86 renners mee in de touristes-routiers categorie. (bron) Henri Collé won.
1924
In 1924 deden er 103 renners mee in de touristes-routiers categorie, (bron) die ook wel de derde categorie heette. Er was 20 francs inleg nodig, in tegenstelling tot de 500 francs die de eerste categorie kostte. (bron) Ottavio Pratesi was de beste, op de negentiende plaats in het algemeen klassement. (bron) In totaal finishten 38 touristes-routiers. Pratesi won 2880 francs (Bottechia, de winnaar van het algemeen klassement, kreeg daar 18993 francs voor). (bron)
1925
In 1925 deden er 91 renners mee in de touristes-routiers categorie. (bron) Léon Despontin was de beste Touriste-routier. (bron)
1926
In 1926 deden er 84 renners mee in de touristes-routiers categorie. (bron) Giovanni Rossignoli won de categorie, in totaal finishten 14 touristes-routiers. (bron)
1927
In 1927 deden er 95 renners mee in de touristes-routiers categorie. (bron) Secondo Martinetto was de beste. (bron)
1928
In 1928 deden er 127 renners mee in de touristes-routiers categorie. (bron) Geen enkele finishte.
1929
In 1929 deden er 104 renners mee in de touristes-routiers categorie. (bron)
Sommigen waren in regionale teams ingedeeld, maximaal vijf per regio.
1930
Vanaf 1930 bepaalde Desgrange hoeveel Touristes-Routiers werden toegelaten. Iedereen kon zich aanmelden, maar Desgrange selecteerde renners die een goede staat van dienst moesten hebben. Vanaf toen waren de Touristes-Routiers in de praktijk dus allemaal professionele wielrenners. (bron) In 1930 deden er 60 renners mee in de touristes-routiers categorie. (bron)
1931
In 1931 deden er 40 renners mee in de touristes-routiers categorie. (bron) Er werd minder goed voor hen gezorgd, maar er was al wel een speciaal bedrijf dat voor hun eten en slaapplaats zorgde. De nationale renners moesten in 1931 op een door de organisatie geleverde fiets rijden; touristen mochten zelf kiezen welk rijwiel ze hadden. (bron)
Max Bulla, Gerard Loncke en André Godinat waren de enigen die etappes wonnen. (bron)
1932
In 1932 won Luigi Barral het klassement voor de touristes-routiers. In het eindklassement stonden 25 touristen.(bron, bron)
1933
In 1933 won Giuseppe Martano dit klassement. (bron, bron, bron, bron) Er waren 40 renners van start gegaan.
1934
In 1934 gingen er 20 renners van start in deze categorie. Desgrange gaf de touristes-routiers betere begeleiding, wat duurder was, en daardoor mochten er minder renners starten. Er werden 10 Franse renners gekozen, 4 Belgen, 4 Italianen en 2 overigen. (bron) Er finishten 15 renners in dit klassement. Félicien Vervaecke was de winnaar. (bron)
1935
In 1935 werd de begeleiding voor Touristen weer minder, ook omdat de nieuwe categorie Individuelen was ingesteld. In 1935 deden er 30 renners mee in de touristes-routiers categorie. (bron) Gabriel Ruozzi was de hoogst geklasseerde. (bron, bron)
Alle renners waren Frans, en jong. (bron) Tijdens de ploegentijdrit in etappe 19B waren ze willekeurig aan andere incomplete teams toegevoegd. (bron)
1936
In 1936 deden er 30 Franse renners mee in de touristes-routiers categorie. (bron)
Volgens een bron werd in 1936 de Touristes-routiers categorie afgeschaft, en reed men als individuelen, maar niet als nationale individuelen. (bron) Volgens een andere bron reed men echt als touristes-routiers, (bron) iets wat het Tour-archief bevestigt. (bron) Een Spaanse krant uit 1936 meldt ook dat het touristes-routiers waren. (bron, bron) De nationale renners werden overigens ook in twee categoriën ingedeeld: de A-nationalen voor teams met 10 renners, en de B-nationalen voor teams met 4 renners. In de categorie B-nationalen finishten 4 renners, waarvan de Zwitser Léo Amberg als hoogste.
1937
In 1937 startten er 31 renners, en finishten er 19. Mario Vicini was de beste, hij eindigde op de tweede plaats. (bron) Zijn tweede plaats was waarschijnlijk de doodsteek voor de Touristes-Routiers.
Individuelen: 1935
De categorie individuelen (Frans: Individuels) bestond uit renners die niet in een team zaten, maar in sommige gevallen wel aan een landenteam toegevoegd konden worden.
1935
In 1934 waren al vroeg belangrijke renners uitgevallen, waardoor de nationale ploegen niet met gelijke krachten tegen elkaar konden rijden. Om dit te compenseren, werd in 1935 besloten om de categorie van individuele renners toe te voegen. Deze renners kregen dezelfde verzorging en prijzengeld als de renners in nationale ploegen, maar ze mochten niet samenwerken en moesten individueel rijden. Als uit een nationale ploeg een renner uitviel (of erg slecht presteerde), kon zijn plaats worden ingenomen door een individuele renner. Er waren vijf landenploegen, en elke landenploeg had vier individuelen. Daarnaast waren de Zwitsers in 1935 niet in staat om een volledige ploeg te laten starten, en ter compensatie reden er vier Zwitsers als individuelen; zij konden aan geen enkel team worden toegevoegd. (bron, bron)
De Spanjaarden vulden maar drie van de vier plaatsen in, en er startten dus in 1935 23 renners in dit klassement, waarvan er 15 finishten. Charles Pélissier was de beste met zijn 13e plaats. Overigens eindigden A. Morelli, S. Maes en J. Lowie, die ook als individuelen gestart waren, boven hem, maar zij waren toegevoegd, respectievelijk aan het Italiaanse, Belgische en Belgische team. Zoals al gezegd kregen de individuele renners hetzelfde prijzengeld als de nationale renners, dus was er waarschijnlijk geen speciale prijs voor de beste individuele.
Toegevoegde renners (waarschijnlijk niet compleet):
- Julien Moineau als vervanger van Antonin Magne in het Franse team, na de 7e etappe. (bron) Dit was de eerste uitvaller in het Franse team.
- Jean Fontenay als vervanger van René Debenne in het Franse team, na de 9e etappe. (bron) Dit was de tweede uitvaller in het Franse team.
- Antoine Dignef als vervanger van Edgard De Caluwé(?) in het Belgische team, na de 9e etappe. (bron) Dit was de derde uitvaller in het Belgische team; Joseph Moerenhout was in de tweede etappe niet gestart, en Gustave Danneels was in de zevende uitgevallen.
Ook Ambrogio Enrico Morelli, Sylvère Maes en Jules Lowie waren aan een team toegevoegd, voor de 13e etappe, en Lowie zeker na de vijfde en voor de achtste.
Uitvallers in landenteams, met hun eventuele vervangers:
- België:
- 2e etappe: Joseph Moerenhout → Sylvère Maes
- 7e etappe: Gustave Danneels → Jules Lowie
- 9e etappe: Edgard De Caluwé → Antoine Dignef
- 9e etappe: Henri Garnier (geen vervangers meer)
- 15e etappe: Louis Hardiquest (geen vervangers meer)
- Italië:
- 2e etappe: Giuseppe Martano → Ambrogio Enrico Morelli
- 2e etappe: Mario Cipriani → Orlando Teani
- 7e etappe: Adriano Vignoli → Pietro Rimoldi
- 8e etappe: Remo Bertoni (geen vervangers meer)
- 15e etappe: Raffaele Di Paco (geen vervangers meer)
- 15e etappe: Vasco Bergamaschi (geen vervangers meer)
- 15e etappe: Francesco Camusso (geen vervangers meer)
- 15e etappe: Luigi Giacobbe (geen vervangers meer)
- Spanje:
- 1e etappe: Cipriano Elys → Vicente Bachero
- 5e etappe, deel A: Federico Ezquerra → ?
- 5e etappe, deel A: Mariano Cañardo → ?
- 5e etappe, deel A: Vicente Trueba → ?
- 6e etappe: Isidro Ramon Figueras → ?
- Na de 7e etappe wasVicente Demetrio ook aan het team toegevoegd.
- 12e etappe: Emiliano Álvarez (geen vervangers meer)
- Duitsland:
- 6e etappe: Kurt Stöpel → ?
- 8e etappe: Karl Heide → ?
- Na de achtste etappe hoorde Ferdinand Ickes er ook bij.
- 9e etappe: Anton Hodey → ?
- 9e etappe: Emil Kijewski → ?
- In de elfde etappe hoorde Bruno Roth erbij.
- In de dertiende etappe hoorden Erich Händel en Georg Stach er ook bij.
- 16e etappe: Georg Umbenhauer (geen vervangers meer)
- Frankrijk:
- 7e etappe: Antonin Magne → Julien Moineau
- 9e etappe: René Debenne → Jean Fontenay
- 12e etappe: Jules Merviel (Charles Pélissier was nog over als vervanger, maar heeft dat niet gedaan)
Uiteindelijk waren alle individuelen toegevoegd aan hun nationale ploeg, behalve de Zwitsers en Charles Pélissier die niet wilde. Daarom besllot de organisatie om in 1936 de 'vervangers' al bij voorbaat aan de ploegen toe te voegen; in plaats van 8 vaste renners en 4 vervangers bestond in 1936 een nationale ploeg uit 12 renners. (bron)
Bleuets en Cadets: 1938
In 1938 waren er twee extra teams met jonge Franse renners, de Bleuets en Cadets. Dit werd gedaan omdat de Touristes-Routiers afgeschaft waren, en in die categorie reden vaak jonge Franse renners, die nu via deze twee extra teams een kans kregen.
Regionalen: 1928–1930, 1939, 1947–1961
1928
In 1928 deden er ook regionalen mee, Paul Filliat was de beste regionale. (bron)
De regionalen waren ook ingedeeld in een team; de regio Champagne had de beste renners. (bron) Weer was er een regioklassement.
1929
In 1929 deden er weer regionalen mee.
1930
In 1930 deden er weer regionalen mee. Maar dit keer ook landenteams, in de eerste echte versie van het ploegenklassement, en dit was zo succesvol dat de regio's voorlopig werden afgeschaft.
1939, 1947–1961
Vanwege een tekort aan buitenlandse renners in verband met de dreiging van de tweede wereldoorlog, werden in 1939 Franse regionale teams toegevoegd. Dit systeem beviel wel, dus werd het na de oorlog aangehouden, totdat in 1962 de merkenteams weer ingevoerd werden.